Geinteresseerd in het publiceren van een vertaling?

Neem contact op: Eveline Lubbers

 

10.

Liefdewerk Oud Papier

Garbology als bron van informatie

Eveline Lubbers

 

De vuilniszakken van je tegenstander uitpluizen om informatie te verkrijgen - in detectivejargon 'garbology' genaamd, vuilniskunde, - is niet echt een aantrekkelijk soort van onderzoek. Een Nederlandse informatiemakelaar ontwikkelde een nieuwe variant: hij liet oud papier ophalen met het verhaal dat het gerecycled werd en dat de opbrengst naar een goed doel ging.
Nederlandse actievoerders, belangengroeperingen en NGO's gaven hun papier in goed vertrouwen af, zonder te weten wat ermee gebeurde. Er werden informatiedossiers van gemaakt die werden doorgespeeld aan partijen die er hun voordeel mee konden doen. In de eerste plaats waren dat bedrijven waartegen die groepen protesteerden, maar ook voor de roddelpers en soms zelfs politie, openbaar ministerie en geheime dienst konden de gegevens gedistilleerd uit de papierwinkel heel interessant zijn - de betrokken actiegroepen en organisaties hadden daarvan geen idee.

Paul Oosterbeek werd er door een bedrijf met de naam ABC (Algemene Beveiligings Consultancy) opuit gestuurd om te infiltreren in een aantal actiegroepen en belangenorganisaties, zogenaamd om te helpen bij het automatiseren van hun gegevens. Oosterbeek deed als vrijwilliger archief- en onderzoekswerk en installeerde software op de computer. (Pas jaren na de ontmaskering ontdekten ze bij een van de groepen dat hun database-software officieel geregistreerd was op naam van ABC.) Hij voerde de adressen in van nieuwe leden en mogelijke sponsors. Hij vroeg of hij, om tijd te besparen, de rolodex van de organisatie mee mocht nemen om het werk elders af te maken. Ondertussen maakte hij gebruik van zijn positie om afgedankt papierwerk van de groep, en zo mogelijk dat van alle andere groepen in hetzelfde gebouw, mee te nemen - een aanbod waar dankbaar gebruik van werd gemaakt.

Buro Jansen & Janssen, een onafhankelijk bureau voor kritisch onderzoek naar politie en inlichtingendiensten, ontmaskerde Oosterbeek in de zomer van 1994. Eerder dat jaar hadden enkele organisaties waarvoor hij werkte ons benaderd, toen ze hem zodanig waren gaan wantrouwen dat ze actie wilden ondernemen. Oosterbeek had geen actie-achtergrond en deed geheimzinnig over zijn huisadres, zijn telefoonnummer, zijn motivatie en interesses - en elke keer als iemand hem daarover aan zijn jasje trok, verdween hij een poosje uit beeld. Ook wij hadden hem niet vertrouwd, toen we hem jaren daarvoor bij vergaderingen hadden ontmoet - maar hadden daar toen geen werk van gemaakt. Nu begonnen we wel een onderzoek, dat leidde tot de onthulling van het oud papier complot.

Meer dan acht jaar lang had hij papier verzameld bij minstens dertig organisaties, van kleinere radicale actiegroepen als de Schone Kleren Kampagne tot kerkelijke vredesgroepen als Kairos het Oecumenisch Studie- en Actie Centrum (nu Oikos) en Pax Christi, en ook fondsorganisatie X min Y en onderzoeksinstituten als het SOMO en het Trans National Institute stonden op zijn lijst. Het oud papier zou worden verkocht, de opbrengst gedoneerd aan een school in Amsterdam of een onderwijsproject in Zimbabwe. In werkelijkheid leverde Oosterbeek de dozen vol gefaxte originelen, weggegooide fotokopieën en printjes af bij ABC.
Daar werd, achter een hoge muur en een hek met scherpe punten en onder toezicht van bewakingscamera's, de buit verwerkt. Elk vel papier werd zorgvuldig onderzocht op stukjes en beetjes informatie, van financiële gegevens en wetenswaardigheden tot de fijnste nuances van interne strategiediscussies. De bijzondere interesses van verschillende groepsleden werden uitgezocht, de banden met andere organisaties en eventuele personele overlap. ABC vulde zodoende talloze dossiers over actievoerders en NGO's en completeerde die met informatie uit open bronnen. Het kantoor moet overspoeld zijn geweest met de abonnementen op alle mogelijke aktiekranten, vakbladen, mensenrechtenkranten en wat er verder nog werd uitgegeven. ABC verzamelde ook jaarverslagen en financiële gegevens van organisaties - alles links van het midden- en bestudeerde de dossiers van de Kamers van Koophandel zorgvuldig om erachter te komen wie er in welk bestuur zat, zocht uit wie wie financierde en in welke mate, en componeerde zo complete netwerken.

In dit hoofdstuk wordt bekeken op wat voor manier bedrijven die onder vuur liggen dit soort informatie kunnen gebruiken, waarom de infiltrant uit het oud papier verhaal zo lang actief kon blijven en wat organisaties kunnen doen om het risico op dergelijke infiltraties te verkleinen.


Oudpapierservice

Nu steeds meer bedrijven geen producten verkopen maar merken is het imago grpromoveerd tot het hoogst gewaardeerde bezit. Het profileren op ethisch ondernemen is een essentieel onderdeel van van de moderne bedrijfsvoering, en daarmee wordt de reputatie van een bedrijf steeds kwetsbaarder.
In deze situatie heeft ieder bedrijf meer dan ooit behoefte aan informatie over zijn marktpositie - maar de aard daarvan is veranderd. Bedrijfsinformatie blijft niet meer beperkt tot gegevens over de wereldeconomie, oorlogen in verre landen en nieuws over de concurrent, maar omvat nu ook een inschatting van het risico om het doelwit te worden van acties, boycots en net.activisme. Informatie uit open bronnen is ontoereikend geworden. Informele gegevens, ongeacht hoe die zijn verkregen, kunnen hun gewicht in goud waard zijn. En de gewenste informatie blijft niet beperkt tot concrete actieschema's, maar kan zo breed (en vaag) zijn als discussies over langetermijnstrategie, indrukken van de sfeer binnen een organisatie, verbanden tussen groepen, hun mogelijkheden tot netwerken, details over de financiering - de lijst is onafzienbaar.
Binnen deze context zou ABC's oudpapierservice ook heden ten dage een voor de handliggende activiteit kunnen zijn voor de moderne informatiemakelaar - zij het een wat duistere, gezien het spionagekarakter ervan. De groei van de antiglobaliseringsbeweging heeft geleid tot hernieuwde confrontaties tussen actievoerders en grote bedrijven, en derhalve zullen er nieuwe markten ontstaan voor informatiemakelaars zoals ABC en zijn opvolgers.


Strategisch voordeel

Geheime informatie bezorgt bedrijven een strategisch voordeel. Mits op het juiste moment gebruikt kan ze een effectief wapen vormen. Voor actievoerders of belangengroepen is het geen lolletje om tijdens gevoelige gesprekken met een tegenstander geconfronteerd te worden met een informatielek.
Wemos, een Nederlandse organisatie die informatie verstrekt over farmaceutische bedrijven en de agressieve marketing van instant babyvoeding in ontwikkelingslanden, was onaangenaam verrast toen het ontdekte dat een bedrijf zijn interne stukken had weten te bemachtigen. Toen Wemos in 1994 de babyvoedingsindustrie ervan probeerde te overtuigen dat het zich met haar campagnes niet specifiek tegen één bepaald bedrijf richtte, nam Nutricia (Numico) Wemos de wind uit de zeilen door triomfantelijk een kopie van een brief over te leggen die door Wemos was verstuurd aan zijn partners in de boycot van Nestlé, waaruit in de ogen van de branche het tegendeel bleek. Het betrof een brief waarin gevraagd werd om voorbeelden waaruit bleek dat Nestlé de regels op reclame voor babyvoeding overtrad.
Een jaar eerder had de bedrijfstak ook de hand weten te leggen op een subsidieaanvraag voor een gezamenlijk project die campagnevoerders tegen babyvoeding aan de Europese Commissie hadden gericht. De Engelse partner had een ontwerpaanvraag gefaxt aan Wemos, een Duitse organisatie en de EC. Meer kopieën bestonden er niet. Geen van de betrokkenen had er baat bij om iets te laten uitlekken, en de EC bleef volhouden dat het voorstel ook bij hen de deur niet uit was geweest. Maar nog geen zes weken nadat het was gefaxt, was het document in handen van de branche.
Wemos zocht lang naar de oorzaak van het lek (misschien werd de faxmachine wel afgetapt), maar aan oudpapier dacht niemand. Elke binnenkomende fax werd gefotokopieerd en het thermische origineel werd weggegooid - in de doos die later zou worden opgehaald.

Dit soort incidenten kan het zelfvertrouwen van een organisatie ernstig schaden. De tweedracht is gezaaid en kan leiden tot ernstige beschuldigingen of twijfel aan de betrouwbaarheid van collega's.
Bedrijven laten niet altijd onmiddellijk expliciet weten dat ze over inside informatie beschikken. Het kan lonend zijn die gegevens alleen maar te gebruiken om beter te kunnen anticiperen op toekomstige acties. Voorkennis over wat er gaat gebeuren kan het verrassingselement tenietdoen waarop campagnevoerders vaak vertrouwen: stamelende woordvoerders leveren perfecte soundbites op. Met behulp van vlotte, gestroomlijnde en goed voorbereide reacties in campagne-achtige taal kunnen bedrijven het publiek in de war brengen: wie moet je nou geloven? Natuurlijk kan dit soort reactie soms meer zijn dan een PR-stunt, en in zo'n geval betekent dat een overwinning voor de campagnevoerders. Maar vaak zijn gelikte antwoorden niet meer dan schijnbewegingen, bedoeld om echte veranderingen te ontlopen.

In 1990 begon de Schone Kleren Kampagne (SKK) een protestactie tegen kledingfirma C&A, waarin klanten werden aangemoedigd om aan de kassa te vragen waar de kleren waren vervaardigd en in wat voor omstandigheden. De campagne was nog maar net begonnen of het bedrijf kwam met voorgedrukte antwoordkaartjes, die klanten konden opsturen aan de klantenservice. Alle vragen werden prompt beantwoord.
Tot die tijd stond C&A bekend als een gesloten familiebedrijf dat niets van pottenkijkers moest hebben. Het publiceerde niet eens een jaarverslag. De plotselinge flexibele en openhartige reactie op de Schone Kleren Kampagne was opmerkelijk. Achteraf bezien heeft Paul Oosterbeek, in die tijd als vrijwilliger actief bij het SKK, meegewerkt aan de voorbereiding van deze campagne.
Tegelijk met een actiekrant die door de SKK werd gepubliceerd, bracht C&A een brochure uit waarin de firma dieper op alle punten van kritiek inging. Met de slogan 'C&A heeft niets te verbergen' werd een bedrijf geportretteerd dat 'fel gekant is tegen mensonwaardige omstandigheden in de confectie-industrie, waar ook ter wereld' en dat daar al jaren actie tegen ondernam. De brochure noemde de Schone Kleren Kampagne nergens met zoveel woorden, maar in de laatste zin werd duidelijk tegen wie het schrijven was bedoeld: 'Misschien heb je als actiegroep een symbool nodig om aandacht voor het probleem te krijgen. Maar kom dan niet aan het verkeerde adres. En suggereer niet dat onze klanten meewerken aan uitbuiting. Want C&A wil alleen "schone" kleren verkopen.'

Minder specifieke informatie kan, mits correct geïnterpreteerd, ook van belang zijn. Niet-vertrouwelijke documenten kunnen in combinatie met andere gegevens, zoals data uit een jaarverslag en van de Kamer van Koophandel, veel onthullen over de activiteiten van een organisatie. Gestolen dossiers kunnen inzicht geven in de doelstellingen en slagingskansen van een organisatie, in haar financiële toestand, de omvang van haar aanhang of de fundamenten van haar samenwerkingsverbanden.
Sommige bedrijven leken niets te doen met de informatie die ABC ze had verkocht. En niet alle groeperingen die door Oosterbeek waren bezocht, hadden gemerkt dat hun informatie in verkeerde handen terecht was gekomen. Toch waren ze voor ABC interessant genoeg om de oudpapierman er regelmatig heen te sturen.


De Telegraaf en Opstand

In heel Europa is de roddelpers traditioneel tegen actievoerders en geheel in die lijn gooit ook De Telegraaf in paginagrote artikelen regelmatig met modder naar gematigde NGO's als Milieudefensie en groepen met kerkelijke connecties die bijvoorbeeld vluchtelingen of asielzoekers steunen. De truc is doorgaans dat de gematigde actievoerders ('activisten' in Telegraaf-jargon) worden vereenzelvigd met radicale groepen of gebeurtenissen.

Vlak voordat Milieudefensie in oktober 1996 een protestactie tegen de uitbreiding van Schiphol wilde houden door daar in de buurt ballonnen op te laten, vormde de campagneleider in De Telegraaf het doelwit van twee artikelen ('BVD vreest terreur op Schiphol' en 'Wijnand Duyvendak: een leven vol verzet'). Wijnand Duyvendaks actieverleden werd gepresenteerd als belastend materiaal. Bovendien beweerde de krant dat hij ooit vierde was geweest op een lijst van de CRI met verdachten van brandstichting. Stokoude politiefoto's werden als 'bewijs' opgevoerd van zijn vermeende betrokkenheid bij de RaRa, een aktiegroep die in de jaren tachtig aanslagen pleegde op de Makro en andere bedrijven die de boycot met het apartheidsregime in Zuid Afrika ontdoken.
Duyvendak herinnert zich hoe midden onder een interview over de activiteiten van Milieudefensie Martijn Koolhoven van De Telegraaf plotseling een stapel papieren op tafel legde. 'Het was net of ik door de politie werd verhoord,' aldus Duyvendak. 'Die journalist had veel meer informatie dan hij in zijn artikelen heeft gebruikt. Hij had allerlei interne stukken, maar het was nogal hapsnap door de jaren heen. Hij probeerde me duidelijk van mijn stuk te brengen.' Achteraf vermoedt Duyvendak dat ABC de bron van die informatie is geweest, ook al sluit hij betrokkenheid van de BVD niet uit: 'Het enige verband tussen die stukken was de oudpapieraffaire.'
Zelfs na de ontmaskering van ABC bleef De Telegraaf artikelen publiceren gebaseerd op vertrouwelijk materiaal dat terug te voeren was tot de oudpapieraffaire.
De stukken hebben een vast stramien. Suggestief gepresenteerde feiten en selectief geciteerde documenten worden aaneen geassocieerd tot een groot complot, of tot een geheel eigen interpretatie van de waarheid. Wie links van het midden politiek actief is loopt de kans vroeger of later in zo'n stuk beschuldigd te worden van misbruik van subsidies, connecties met extremisten of, de laatste jaren, hulp aan illegalen.

Dit soort oudpapierartikelen kunnen veel meer beschadigen dan het imago van een organisatie. Dat bleek wel uit wat er met het linkse journalistencollectief Opstand gebeurde.
Achttien maanden lang waren Opstandjournalisten Hans Krikke en Jan Müter het slachtoffer van een gerechtelijke dwaling op verdenking van betrokkenheid bij de RaRa. Het OM beschuldigde hen van 'intellectuele betrokkenheid' bij twee bomaanslagen begin jaren negentig uit protest tegen de asielpolitiek van de overheid. In september 1994 werd hun huis en hun kantoor in alle vroegte doorzocht. Zes maanden later werden Krikke en Müter gearresteerd.
Een belangrijke bron voor de verdachtmaking van Opstand, zo blijkt uit het politiedossier, is een artikel uit De Telegraaf geweest. De Tentakels van RaRa, een produkt van Joost de Haas en Martijn Koolhoven, verscheen in de zomer van 1993 paginagroot in de zaterdagkrant. Het verhaal, geïllustreerd met een ingewikkeld schema, suggereert een verband tussen gewapende verzetsbewegingen uit de jaren zeventig en radicale actievoerders uit de jaren negentig, en ziet een directe lijn tussen de RAF en de RaRa.
Verbanden tussen een verzameling organisaties wijzen op de voorbereiding van een 'ondergronds solidariteitswerk' met illegale vluchtelingen, gefinancierd door XminY. Dit netwerk wordt sinds de (toen recente) aanslagen op onder andere staatssecretaris Kosto, door de BVD aangeduid als het 'Umfeld' van de RaRa - alles volgens De Telegraaf. Wie zich om vluchtelingen bekommerd, is een potentiële terrorist, althans die suggestie wordt gewekt.
Bijna alle organisaties die in het artikel voorkwamen, stonden ook op Paul Oosterbeeks oudpapierverzamellijst. Maar het Tentakel-stuk leunt niet uitsluitend op de dossiers van ABC. Grondig speurwerk in het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel vormt de basis, aangevuld met moeizaam bijeengesprokkeld commentaar van betrokkenen.
Hans Krikke was een van de weinige mensen die De Telegraaf te woord stond, en daar zou hij later spijt van krijgen. Zijn woorden achtervolgden hem in het politiedossier, zij het nogal creatief geciteerd. Krikke heeft in de krant gezegd, weet de politie, dat hij het gebruik van bomaanslagen niet uitsluit. De tweede helft van het citaat: 'in tijden van behoorlijke onderdrukking zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog' - wat de uitspraak nogal nuanceerde - bleef in het politiedossier onvermeld.
In dit geval werd de informatie tweemaal gerecycled, eerst door ABC en vervolgens door De Telegraaf, alvorens als 'bewijsmateriaal' te worden gebruikt in een politieonderzoek.
Uiteindelijk werd de zaak geseponeerd en gezamenlijk ontvingen Krikke en Müter een schadevergoeding van twee ton (in guldens). Maar voor Opstand kwam dat te laat. Het collectief was als gevolg van het politie-onderzoek, de huiszoekingen en de arrestaties uiteengevallen. Normale verslaggeving en onderzoekswerk waren onmogelijk geworden en vervolgens begonnen de verdachtmakingen hun werk te doen, -'waar rook is, moet vuur zijn' - en liepen de klanten weg.


Einde verhaal?

In de zomer van 1994 moest Jansen & Janssen het onderzoek naar de oudpapieraffaire noodgedwongen voortijdig staken. Nadat we wekenlang allerlei groepen hadden gevraagd naar lekken of verdenkingen, wisten te veel mensen ervan af en waarschijnlijk hadden ze niet allemaal even goed begrepen hoe belangrijk het was om hun mond te houden. Paul Oosterbeek had er op de een of andere manier lucht van gekregen dat we hem op het spoor waren. Enkele dagen voordat het maandblad Onze Wereld met het verhaal zou komen, belde hij verschillende mensen uit betrokkekn organisaties dat hij vermoedde dat er iets aan de hand was. Bij een bijeenkomst die we hadden opgezet om hem met onze bevindingen te confronteren, kwam hij niet opdagen.

We hadden veel materiaal dat belastend was voor Oosterbeek, ABC en directeur Peter Siebelt. Maar dat materiaal leverde pas een helder beeld op als alle kleine stukjes het in zijn totaliteit werden bekeken. Want ook al was een belangengroep door een bedrijf geconfronteerd met een intern document, zolang wij geen toegang hadden tot het terrein van ABC, konden we geen sluitend bewijs leveren dat het document via de oudpapierroute bij het bedrijf was beland.
Los daarvan bestaat er geen wet die het verzamelen van oud papier verbiedt, ook niet onder valse voorwendselen, noch een wet tegen de spionage die we wel konden bewijzen. Enkele van de betrokken groeperingen klaagden het bedrijf en de infiltrant aan wegens 'oplichting in vereniging', helaas de enige juridische stap die volgens de Nederlandse wet mogelijk was. Peter Siebelt en Paul Oosterbeek werden een nacht vastgehouden en ondervraagd, maar de officier van justitie besloot niet tot vervolging over te gaan wegens gebrek aan 'juridisch overtuigend bewijs'.

Oosterbeek is sindsdien met de noorderzon vertrokken. ABC is zo ongeveer opgedoekt nadat wij het hebben ontmaskerd, maar Siebelt profileert zichzelf nu openlijk als waarnemer van nationale en internationale actiegroepen. Zijn specialisme is nog altijd het blootleggen van netwerken van linkse organisaties, zij het noodgedwongen op basis van steeds gedateerder materiaal.
De archieven van ABC zijn ook nu nog potentieel gevaarlijk, bijvoorbeeld omdat ze persoonsgegevens bevatten over actievoerders die anoniem moeten blijven om hun werk te kunnen doen. Het Fascisme Onderzoekskollektief (FOK) doet bijvoorbeeld onderzoek naar de activiteiten van extreem rechtse splintergroeperingen in Nederland. Toen het FOK in 1998 door een rechtse groepering van smaad werd beschuldigd, bezorgde ABC de advocaten van de eisers de namen en adressen van mensen die volgens de oud papier dossiers deel uitmaakten van het FOK. Gelukkig werd het materiaal nooit in de rechtszaal gebruikt, maar als antifascistische onderzoekers in extreem rechtse blaadjes met naam en toenaam genoemd worden, zoals vervolgens met deze mensen gebeurde, kan dat nogal onaangename gevolgen hebben.


Wijze lessen

De grote vraag is hoe het verzamelen van oud papier zolang heeft kunnen doorgaan. Paul Oosterbeek wist zijn ware identiteit bijna acht jaar lang geheim te houden. Niemand kende zijn achtergrond of verblijfplaats. Dat leidde tot wantrouwen, maar niet tot echt onderzoek; geen enkele groep nam de moeite om zijn doopceel eens goed te lichten.

Dat had alles met zijn opstelling te maken. Hij was ontwijkend, hield zich vaak niet aan afspraken en handelde doorgaans niet als een 'typische' infiltrant. Hij probeerde nooit door te dringen tot mensen uit de 'harde kern' of tot echte geheimen. Hij bezocht zelden vergaderingen, las geen notulen en negeerde inkomende post, waar hij als vrijwilliger wel toegang tot had. Hij investeerde overduidelijk in de lange termijn, in een langdurige verbintenis in plaats van de maximale hoeveelheid informatie te verzamelen met het risico dat hij de aandacht zou trekken.
Zijn expertise op het gebied van computers - begin jaren negentig nog zeldzaam - was heel nuttig. De groepen haalden hem graag binnen en zodoende wist hij steeds meer groepen en organisaties aan zijn lijst toe te voegen, op jacht naar informatie door middel van oud papier.

Oosterbeeks kennis van de losse organisatievormen van links maakte de weg voor hem vrij. Hij werkte voor een breed scala aan groepen. In radicale kringen deed hij zich voor als 'softie' die voor een gematigde NGO werkte. In de gematigder organisaties zinspeelde hij op zijn 'zwaardere' connecties. Soms maakte hij gebruik van zijn contacten, maar vaak ook was binnenkomen bij een nieuwe groepering voor hem een kwestie van reageren op een advertentie voor vrijwilligers. Hij volgde het principe dat in sommige kringen het noemen van een gezamenlijke kennis de beste entree vormt.

Toen in een bepaalde periode het oud papier zich begon op te hopen maakte dat bijna een einde aan zijn cover. Hij begon onregelmatiger op te duiken, bleek zich niet aan het papierophaalschema te houden dat hij zelf had uitgedeeld en was onbereikbaar op de telefoonnummers die hij had opgegeven. En zijn merkwaardige voorkeur voor het 'recyclen' van onuitgezochte papieren had toen een alarmbel moeten doen rinkelen. Dozen vol overgebleven brochures gedrukt op kostbaar papier of verouderde pamfletten liet hij staan - zijn auto was te klein, beweerde hij. Pas toen het al te laat was, beseften we waarom hij voortdurend het aanbod voor het gebruik van een busje had afgegeslagen: ABC was niet geïnteresseerd in meerdere exemplaren van hetzelfde stuk..
Toen de Schone Kleren Kampagne en twee andere organisaties aan het begin van hun C&A-campagne gezamenlijk een poging tot onderzoek deden, kwam de oudpapiertruc bijna aan het licht. Ze belden de school die op Oosterbeeks pamflet werd genoemd en ontdekten dat het papier niet meer naar de school werd gebracht maar werd opgeslagen op het terrein van Siebelt Security (Siebelts bedrijf destijds-ABC was toen nog in oprichting). Toen SKK Oosterbeek daarmee confronteerde, veranderde hij zijn verklaring daarvoor tot drie keer toe. SKK probeerde meer te weten te komen over Siebelt Security, maar doordat dit bedrijf een geheim nummer had en niemand in die tijd beveiligingsfirma's met het reputatie-management van bedrijven associeerde, was dat het einde van het onderzoek en bleef Siebelt buiten beschouwing.

Pas enkele jaren later werd duidelijk dat meer organisaties wantrouwen koesterde jegens Oosterbeek. Pas op het moment dat ze hun ervaringen begonnen uit te wisselen, viel er nieuw licht op de verschillende verhalen die hij had opgehangen. Zo had hij diverse keren toespelingen gemaakt op een vete van zijn familie met een groot bedrijf, die de verklaring moest vormen voor zijn noodzakelijke discretie, maar niemand kreeg ooit het hele verhaal te horen. Soms deed hij ook alsof hij bijzondere interesse koesterde voor één bepaalde multinational - welk bedrijf dat was verschilde per organisatie waarvoor hij werkte of was afgestemd op de interesses van degene met wie hij op dat moment praatte. Al die bedrijven waren waarschijnlijk klanten van ABC.


Veiligheidsbewustzijn

Openlijk een infiltrant aanklagen brengt voor een hedendaagse belangengroep een ongewenst risico met zich mee: wie in het openbaar wordt geassocieerd met spionage en andere duistere zaken, loopt de kans van schade aan het imago van de eigen club. De meeste organisaties waarbij ABC en Oosterbeek hadden gespioneerd, bleven zich heel terughoudend opstellen, ook nadat de operatie onthuld was. Van de meer dan dertig groeperingen waren er slechts zeven bereid een aanklacht bij de politie tegen de informatiemakelaar in te dienen.
Anderen, die last hadden gehad van informatielekken, voelden zich nu begrijpelijkerwijs ongemakkelijk met de openbaarmaking van het verhaal. Veel van die organisaties waren voor hun onderzoek afhankelijk van interne bronnen en wilden derhalve niet bekendstaan als 'lek'. Ze wilden ook 'on speaking terms' blijven met de betrokken bedrijven (zelfs met diegenen die hen hadden laten bespioneren). Vaak wilden ze niet dat een publieke rel hun lopende onderzoek in de wielen zou rijden of de behandeling van een subsidieaanvraag zou schaden. Maar het is van het grootste belang dat NGO's hun relaties met bedrijven en overheden niet belangrijker gaan vinden dan die met hun radicale soortgenoten. Als groepen zich tegen elkaar laten uitspelen, wordt het moeilijk de rijen te sluiten om de streken van het bedrijfsleven te ontmaskeren.

Naarmate actiegroepen institutionaliseren, wordt het moeilijker voor ze om bedrijven die hen laten bespioneren daarop aan te spreken. Hedendaagse organisaties willen niets te verbergen hebben. Geheimzinnigheid en wantrouwen horen bij een radicaal verleden, waaraan de NGO's van nu meestal niet graag herinnerd worden. Organisaties die mee willen praten, opgenomen willen worden in het poldermodel, geven beveiliging weinig prioriteit. Met een open houding trek je immers veel gemakkelijker vrijwilligers aan, en om serieus te worden genomen moet je zakelijk overkomen.

In deze context doen sommige actievoerders de wens om voorzichtig met informatie en nieuwe rekruten om te gaan af als paranoïa. En het risico van informatielekken wordt onderschat, zoals we in dit hoofdstuk hebben gezien.
Enkele veiligheidsmaatregelen kunnen echter geen kwaad. Het screenen van nieuwe medewerkers is om praktische redenen misschien niet altijd mogelijk, maar solicitaties serieus behandelen en achtergronden en referenties natrekken wel. Zorgvuldig omgaan met papieren, dossierkasten afsluiten, bureaus aan het eind van de dag leegmaken en regelmatig een nieuw password kiezen - dat alles kan alle geheime informatieverzamelaars hinderen.

Natuurlijk hoeven we niet overal geheimzinnig over te doen. Maar een minimum aan veiligheidsbewustzijn is essentieel. Probeer je maar eens te verplaatsen in het bedrijf of instituut waar je campagne tegen voert. In wat voor informatie zou je geïnteresseerd zijn? Niet alleen papieren en computerbestanden, maar ook gesprekken, vergaderingen en e-mails kunnen belangwekkend zijn. Informatie die aanvankelijk als onbelangrijk en betekenisloos overkomt, kan later van strategisch belang blijken (zie ook hoofdstuk 13: Corporate Intelligence).
Aangezien bedrijven al het mogelijke doen om hun kwetsbare reputatie te beschermen, zal hun honger naar informele informatie alleen nog maar toenemen.

Voor uitgebreidere informatie over de oud papier affaire zie www.evel.nl onder Corporate Intelligence, over de vervolging van Opstand, diverse artikelen onder Opsporing.

 



Schone schijn
BBB book
Evel